wildgroei

ALL - Gevolgen

Door de woekering van abnormale witte bloedcellen neemt de weerstand tegen bacteriën en virussen danig af zodat er vaak een grotere kans bestaat op infecties in de keel, luchtwegen en urinewegen. Door verdringing van de rode bloedcellen kan er uiteindelijk bloedarmoede (anemie) ontstaan en is er kans op bloedingen en blauwe plekken door het verminderen van het aantal bloedplaatjes (trombocytopenie). Ook kan er sprake zijn van een verlaagd aantal in het bloed circulerende granulocyten (granulocytopenie).

Een bekend verschijnsel bij kankerpatiënten is vermoeidheid als bijwerking van kanker en/of de behandeling, ook jarenlang daarna. Dit kan van grote invloed zijn op het dagelijkse functioneren en kan aan de patiënt vaak niet worden gezien.

De ALL kan in vijf verschillende typen worden onderscheiden. Deze indeling is voor de kliniek zeer bruikbaar gebleken en wordt algemeen aanvaard.

De meest frequente vorm van ALL is het type precursor B-ALL, gekenmerkt door de expressie van CD10, de common-ALL.

Common-ALL heeft een hoge incidentie op de kinderleeftijd (2-6 jaar). Morfologisch zijn de cellen vaak FAB-klasse L1 en de cellen zijn negatief voor de zure fosfatase kleuring. Prognostisch is het de meest gunstige vorm van ALL, ook (zij het in mindere mate) bij volwassenen. Wanneer behalve CD10-expressie in de cellen de zware keten van het immunoglobuline (µ-keten) aantoonbaar is, spreekt men van pre-B-ALL. Dit type leukemie heeft een iets slechtere prognose dan de cALL en komt vaker bij volwassenen voor. Bij deze vorm is vaak een t(1;19) translocatie aantoonbaar.

De null-ALL (geen CD10, wel CD19), die vooral bij zuigelingen en volwassenen voorkomt, heeft een slechte prognose.

De klassieke B-ALL, met expressie van monoklonaal IgM op de membraan, is zeldzaam (1-2%). Deze is nauw verwant aan het Burkitt lymfoom en het B-lymfoblastaire lymfoom. De prognose is slecht, vooral omdat de remissie-inductie vaak niet lukt. De maligne cellen zijn meestal van het FAB L3-type.

De T-ALL kan op grond van het feno- en genotype ook onderverdeeld worden in verschillende subgroepen, echter het klinisch belang van deze onderverdeling is niet duidelijk. De CD1-positieve T-ALL ('common thymocyte') lijkt een relatief gunstige prognose te hebben.

Los van deze groepsindeling kan binnen de volwassen ALL-patiënten een subgroep van patiënten onderscheiden worden met een slechtere prognose, namelijk die patiënten die op de lymfoblasten myeloïde membraanantigenen tot expressie brengen.

Bij kinder-ALL is hyperdiploïdie gecorreleerd met een gunstiger prognose. Vrijwel bij alle acute lymfatische leukemieën van B-cel oorsprong is het gen, coderend voor de zware keten, herschikt. Pas wanneer ook het gen voor een lichte keten van het Ig-molecuul is herschikt, kan op de membraan Ig aangetoond worden.
Binnen de T-cel leukemieën zijn achtereenvolgens de delta-, gamma-, bèta- en alfa-genen herschikt. Er bestaan ook zeer onrijpe T-cel leukemieën, die alle TCR-genen nog in kiemlijnconfiguratie hebben.